Download hier de pdf-versie van dit artikel
Bevrijding: Wie zegt dat Amerika ons weer komt helpen?
Niet veel Amerikaanse veteranen zullen de herdenkingen en bevrijdingsfeesten dit jaar nog bijwonen. Logisch, ze zijn allemaal minstens in de negentig. Zij die wel komen, zullen uitgebreid bedankt worden: ‘Thank you for liberating our country.’ De veteranen voelen zich soms een beetje gegeneerd. Ze wisten immers in 1944-1945 doorgaans niet waar Nederland lag. Laat staan dat de bevrijding van ons land hoog op hun to do lijstje stond.
Het Nederlandse gevoel van dankbaarheid zit nog steeds diep. Bovendien denkt volgens een recent onderzoek van de Atlantische Commissie zo’n tweederde van de Nederlanders dat de VS ons opnieuw militair te hulp zullen komen. Bijvoorbeeld als de Russen een NAVO bondgenoot zouden aanvallen. Uit opiniepeilingen van het Amerikaanse onderzoeksbureau Pew blijkt dat het in andere Europese landen niet anders ligt.
Daarbij is het allereerst natuurlijk de vraag of de Amerikaanse bevolking ook zo enthousiast is over eventuele militaire hulp aan Europese landen. Voor de Amerikanen zijn dit immers bondgenoten die zelf maar weinig willen uitgeven aan hun verdediging. Zo vindt minder dan de helft van de aanhang van de Democraten dat de VS zouden moeten ingrijpen als de Russische beer losbreekt. En presidentskandidaat Donald Trump heeft al laten weten dat de NAVO-bondgenoten veel te weinig geld besteden aan de eigen defensie. Het is een gevoel dat in Amerika al veel langer en veel breder leeft: de Europese landen als militaire ‘free riders’, landen die goedkoop meeliften op de Amerikaanse inspanningen.
In Amerika zien ze Europese landen als militaire ‘free riders’
Interessanter is het de blik te richten op onszelf. Tweederde van de Nederlanders rekent dus op Amerikaanse hulp. Echter, en ook dat blijkt uit hetzelfde onderzoek, slechts 39 procent van diezelfde Nederlanders is van mening dat zijzelf ‘hoe dan ook’ een bedreigde NAVO-bondgenoot te hulp zouden moeten schieten. Hier gaapt dus een kloof: tussen het vast rekenen op hulp van buitenaf enerzijds en anderzijds een veel beperktere bereidheid zelf als land een bondgenoot te hulp te schieten.
Eerlijkheidshalve past hier de kanttekening dat in andere Europese landen een min of meer vergelijkbare kloof zichtbaar is, al scoort Nederland met zijn 39 procent ruim onder het Europese gemiddelde.
Wat zegt dit over de civiel-militaire betrekkingen, over de verhouding tussen maatschappij en krijgsmacht?
Kennelijk koestert de Nederlandse samenleving zich, ondanks de toegenomen ongerustheid over de internationale situatie, nog steeds in een tamelijk comfortabel gevoel van veiligheid. Waarbij de overheersende gedachte is dat de VS Europa in geval van nood opnieuw zullen helpen, net als tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit ligt dus, als we Amerikaanse opiniecijfers mogen geloven, aanzienlijk genuanceerder dan vaak gedacht. Maar die nuancering is kennelijk in ons land – en in andere Europese landen – nog niet doorgedrongen. Net zo min als het feit dat Europa inmiddels wordt omgeven door een gordel van instabiliteit, geweld en oorlog heeft geleid tot een sterk gevoel van mi-
litaire urgentie.
Het is geen oordeel, laat staan veroordeling, maar wel een relevante politieke en maatschappelijke constatering in deze meidagen. Dagen waarin ‘dankbaarheid’ en historisch besef – terecht – centraal staan.